continu

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • con·ti·nu
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘onafgebroken’ voor het eerst aangetroffen in 1663 [1]
  • met het voorvoegsel con- [2]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen continucontinuer
verbogen continuecontinuere
partitief continu'scontinuers-

Bijvoeglijk naamwoord

continu

  1. voortdurend, zonder onderbreking
    • De baby bleef continu huilen. 
Synoniemen
Hyponiemen
  • discontinu, volcontinu
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord continu staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
96 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.