constateren
Nederlands
Woordafbreking
- con·sta·te·ren
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘vaststellen’ voor het eerst aangetroffen in 1824 [1]
- afgeleid van het Franse constater (met het voorvoegsel con- en met het achtervoegsel -eren) [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
constateren |
constateerde |
geconstateerd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
constateren
- overgankelijk vaststellen
- Ik moet constateren dat jullie nog niet echt voortgang geboekt hebben...
Vertalingen
1. vaststellen
Gangbaarheid
- Het woord constateren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'constateren' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.