constateur
Nederlands
Woordafbreking
- con·sta·teur
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van constateren met het achtervoegsel -eur (met het voorvoegsel con-)
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | constateur | constateurs |
verkleinwoord | constateurtje | constateurtjes |
Zelfstandig naamwoord
constateur m [1]
- toestel bestemd om de aankomsttijd van postduiven te registreren bij een wedstrijd, een duivenklok
- iemand die constateert
Gangbaarheid
- Het woord constateur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.