confirmeren

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • con·fir·me·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘bevestigen’ voor het eerst aangetroffen in 1276 [1]
  • afgeleid van het Franse confirmer (met het voorvoegsel con-) met het achtervoegsel -eren [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
confirmeren
confirmeerde
geconfirmeerd
zwak -d volledig

Werkwoord

confirmeren overgankelijk [3]

  1. (handel) (schriftelijk) bevestigen, bekrachtigen
  2. bevestigen, opnemen als lidmaat in een protestantse kerk
  3. vormen, inzegenen in de rooms-katholieke kerk
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord confirmeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
89 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.