computervirus
Nederlands
Woordafbreking
- com·pu·ter·vi·rus
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van computer en virus
| enkelvoud | meervoud | |
|---|---|---|
| naamwoord | computervirus | computervirussen |
| verkleinwoord | computervirusje | computervirusjes |
Zelfstandig naamwoord
computervirus o
- (informatica) schadelijk computerprogramma dat zich kopieert naar andere programma's en van binnenuit de computer kapotmaakt
- Een computervirus heeft de eigenschap dat het zichzelf kan overbrengen op andere programma's.
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord computervirus staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'computervirus' herkend door:
| 100 % | van de Nederlanders; |
| 99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.