commissionair
Nederlands
Woordafbreking
- com·mis·si·o·nair
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘iemand die op eigen naam voor rekening van anderen handelt’ voor het eerst aangetroffen in 1778 [1]
- afgeleid van het Franse commissionnaire (met het voorvoegsel com-) [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | commissionair | commissionairs |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
commissionair m
- (beroep) iemand die op eigen naam en tegen betaling voor rekening van een ander overeenkomsten afsluit en daarvoor commissie ontvangt
- De commissionair zou de koop hebben bevestigd en meermalen hebben toegezegd dat de koopsom betaald zou worden.[3]
Gangbaarheid
- Het woord commissionair staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'commissionair' herkend door:
93 % | van de Nederlanders; |
89 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.