collaboreren
Nederlands
Woordafbreking
- col·la·bo·re·ren
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘met de vijand samenwerken’ voor het eerst aangetroffen in 1950 [1]
- afgeleid van het Franse collaborer (met het voorvoegsel col- en met het achtervoegsel -eren) [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
collaboreren |
collaboreerde |
gecollaboreerd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
collaboreren [3]
- inergatief meewerken, samenwerken
- inergatief sinds W.O. II: met de vijand samenwerken ('heulen')
- Er zijn Nederlanders geweest die gecollaboreerd hebben met de Duitsers tijdens de Tweede Wereldoorlog.
Vertalingen
1. met de vijand samenwerken
Gangbaarheid
- Het woord collaboreren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'collaboreren' herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.