carambole
Nederlands
Woordafbreking
- ca·ram·bo·le
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘raken met speelbal van de twee andere biljartballen’ voor het eerst aangetroffen in 1837 [1]
- Afkomstig uit het Frans.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | carambole | caramboles |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
carambole m
- (sport), een beoogde botsing van twee biljartballen
- In het driebanden moet de speler met de speelbal via drie banden een carambole zien te scoren.
Afgeleide begrippen
- carambolebiljart
Vertalingen
1. een beoogde botsing van twee biljartballen
Gangbaarheid
- Het woord carambole staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'carambole' herkend door:
84 % | van de Nederlanders; |
80 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.