capsule
Nederlands
Woordafbreking
- cap·su·le
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘(geneesmiddelen)omhulsel’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1824 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | capsule | capsules |
verkleinwoord | capsuletje | capsuletjes |
Zelfstandig naamwoord
capsule v/m
- omhulsel bij de opening (de mond) en hals van een fles
- De capsule wordt aangebracht om de kurk te beschermen tegen vervuiling en insecten.
- een omhulsel, veelal van gelatine met een medicijn erin
- Een capsule slikt men in met een grote slok water.
- ruimtevaartuig dat personen dan wel materieel bevat
- De capsule zat afgeladen vol.
Hyponiemen
- tijdcapsule, microcapsule, tijdscapsule, videocapsule, Apollocapsule, koffiecapsule, ruimtecapsule, landingscapsule
Afgeleide begrippen
- capsulecollectie
Vertalingen
2.een omhulsel, veelal van gelatine met een medicijn erin
Gangbaarheid
- Het woord capsule staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'capsule' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Frans
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.