cafébaas

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ca·fé·baas
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord cafébaas cafébazen
verkleinwoord cafébaasje cafébaasjes

Zelfstandig naamwoord

cafébaas m

  1. de eigenaar en uitbater van een café
    • De cafébaas was niet gelukkig met de vechtende, dronken mannen. 

Gangbaarheid

  • Het woord cafébaas staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.