bèta
Nederlands
Woordafbreking
- bè·ta
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Grieks, in de betekenis van ‘de Griekse letter b’ voor het eerst aangetroffen in 1847 [1]
- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bèta | bèta's |
verkleinwoord | bètaatje | bètaatjes |
Zelfstandig naamwoord
bèta v/m
- de letter β, de tweede letter van het Griekse alfabet
- De bèta werd in de oudheid als een "b" uitgesproken, maar in Nieuwgrieks is het een "v".
- iemand met een voorkeur voor wiskunde en natuurwetenschappen, c.q. iemand die een opleiding volgt die daarop gericht is
- Hij is een echte bèta.
Afgeleide begrippen
|
|
|
Gangbaarheid
- Het woord bèta staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'bèta' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.