bruiloft
Nederlands
![](../I/m/Jozef_Israels_Joodse_bruiloft_1903.jpg)
Bruiloft
Woordafbreking
- brui·loft
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bruiloft | bruiloften |
verkleinwoord | bruiloftje | bruiloftjes |
Zelfstandig naamwoord
bruiloft v/m
- feestelijke gelegenheid waarbij twee personen in de echt verenigd worden
- De uitgever van het Duitse boulevardblad Bild zei ooit: ‘Als je met ons in de lift omhoog gaat, ga je ook mee met de lift naar beneden.’ Zo werkt dat in ons vak: we zijn op je bruiloft, maar ook op je begrafenis. Als je bekend wordt, dan weet je: het hoort er gewoon bij. Dus werk je er gewoon een beetje aan mee.”[3]
Verwante begrippen
- huwelijk
- koperen bruiloft 12,5 jaar getrouwd zijn
- zilveren bruiloft 25 jaar getrouwd zijn
- gouden bruiloft 50 jaar getrouwd zijn
- diamanten bruiloft 60 jaar getrouwd zijn
Hyponiemen
- bloedbruiloft, boerenbruiloft, grafbruiloft, menistenbruiloft
Afgeleide begrippen
|
Vertalingen
1. feestelijke gelegenheid waarbij twee personen in de echt verenigd worden
Gangbaarheid
- Het woord bruiloft staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'bruiloft' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.