brugklas
Nederlands
Woordafbreking
- brug·klas
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van brug en klas
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | brugklas | brugklassen |
verkleinwoord | brugklasje | brugklasjes |
Zelfstandig naamwoord
brugklas v
- (onderwijs) eerste klas waarin een leerling terechtkomt die van het basisonderwijs naar het secundair onderwijs gaat
- Volgens De Graaff is van Engels best een kernvak te maken met 15 procent van de lestijd. Maar dan moet de brugklas aansluiten op het niveau dat ze hebben gehaald. „Er zijn lesplannen die voorschrijven hoe je vanaf groep 1 of groep 5 het programma kan invullen. Uitgeverijen spelen daarop in.”[1]
Gangbaarheid
- Het woord brugklas staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'brugklas' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Maarten Huygen NRC 31 mei 2016
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.