bror

Deens

Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Latijnse woord frater en het Giekse woord phrater.

Zelfstandig naamwoord

bror g

  1. (familie) broer
  1. «Min bror har en ung kat.»
    Mijn broer heeft een jonge kat.
Verbuiging
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   bror     broren     brødre     brødrene  
genitief   brors     brorens     brødres     brødrenes  
Synoniemen


Noors

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Woordafbreking
  • bror
  • Afkomstig van het Latijnse woord frater en het Griekse woord phrater.

Zelfstandig naamwoord

bror m

  1. (familie) broer
  1. «Min bror har kjøpt en ny bil.»
    Mijn broer heeft een nieuwe auto gekocht.
Verbuiging
m enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   bror     broren     brødre     brødrene  
genitief   brors     brorens     brødres     brødrenes  
Synoniemen
Antoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen


Nynorsk

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Woordafbreking
  • bror
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

bror m

  1. (familie) broer
Verbuiging
m enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   bror     broren     brør     brørne  
genitief   brors         brørs        
Synoniemen
Antoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen


Zweeds

Uitspraak
  • Geluid:  bror    (hulp, bestand)
  • IPA: /bruːr/
Woordafbreking
  • bror
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Latijnse woord frater en het Griekse woord phrater.

Zelfstandig naamwoord

bror g

  1. (familie) broer
  1. «Min bror tar aldrig taxi.»
    Mijn broer neemt nooit taxi's.
Synoniemen
Verbuiging
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   bror     brodern     bröder     bröderna  
genitief   brors]]     broderns     bröders     brödernas  
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.