broodnijd
Nederlands
Woordafbreking
- brood·nijd
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van brood zn en nijd zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | broodnijd | |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
broodnijd m [1]
- afgunst t.o.v. iemand die hetzelfde beroep uitoefent
- De bluf van het kabinet zou in dat stadium behoorlijk opgevoerd worden, hoorde ik deze week. Ze hebben alles al doordacht. Desnoods, begreep ik, dreigt het kabinet al die miljardenmeevallers in de staatsschuld te stoppen, en vervolgens CDA en D66 de schuld van de uitgebleven inkomensverbeteringen te geven. Dit is de toestand in Den Haag. De economie mag herstellende zijn, in de politiek is de broodnijd hierover zo groot dat ze het herstel er desnoods voor opofferen. Elkaar iets gunnen is voorbij. Elkaar iets misgunnen is de nieuwe mode. [2]
- Overal waar ze profijt ruiken van het begrip canon ontstaat onmiddellijk ruzie. Of het nou in de religie is, in Drenthe, tussen schrijvers die er net buiten vallen of onder historici met broodnijd - het is nog niet bedacht, of er komen amendementen, alternatieven, orthodoxe, katholieke of anarchistische varianten, en spraakverwarring. Hoe vaak moet ik het nog zeggen? Op geen enkel terrein kun je een canon maken. Een canon ontstaat. Al zou je ’t niet eens willen.[3]
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord broodnijd staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'broodnijd' herkend door:
81 % | van de Nederlanders; |
56 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- NRC Tom-Jan Meeus 6 juni 2015
- NRC Jan Blokker 12 december 2008
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.