bronchitis

Nederlands

Bronchitis
Uitspraak
Woordafbreking
  • bron·chi·tis
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het modern Latijn, in de betekenis van ‘ontsteking van de luchtpijptakken’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1832 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord bronchitis bronchitissen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

bronchitis v

  1. (medisch) ontsteking van de luchtpijptak
    • Rokende ouders bezorgen hun kinderen bronchitis, astma en sinusitis, dat staat spijkerhard vast. 
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord bronchitis staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.