brokstuk

Nederlands

brokstuk van een verdwenen kasteel
Uitspraak
Woordafbreking
  • brok·stuk
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘fragment’ voor het eerst aangetroffen in 1872 [1]
  • samenstelling van  brok   en  stuk  
  • Leenvertaling van het Duitse Bruchstück
enkelvoud meervoud
naamwoord brokstuk brokstukken
verkleinwoord brokstukje brokstukjes

Zelfstandig naamwoord

brokstuk o

  1. één van de delen van een in stukken gebroken object
    • De brokstukken liggen over honderden meters verspreid. 
    • Bij deeltjesfysici leeft de hoop dat wanneer ze deeltjes met steeds meer energie op elkaar schieten, in de brokstukken vanzelf een keer nieuwe, nog onbekende exemplaren opduiken. Daarnaast kan een sterkere reactor de eigenschappen van het higgsdeeltje nauwkeuriger in kaart gaan brengen. Dat staat bij de bouw van de FCC bovenaan de verlanglijst. [2] 
Synoniemen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord brokstuk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.