brist

Noors
Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: /brist/
Woordafbreking
  • brist
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Oudnoorse zelfstandige naamwoord brestr.
Naar frequentie 19391
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   brist     bristen     brister     bristene  
genitief   brists     bristens     bristers     bristene  

Zelfstandig naamwoord

brist, m

  1. barst, breuk, scheur
  2. (figuurlijk) breuk (in karakter of logica)
Synoniemen
  • [1]: revne
  • [1]: sprekk
  • [1]: sprunge
  • [2]: feil
  • [2]: lyte
  • [2]: mangel
Afgeleide begrippen
  • [1]: bristeferdig
  • [1]: bristepunkt
  • [1]: bristfeldig
  • [1]: bristfri
  • [1]: bristlaus
  • [1]: bristløs
  • [1]: muskelbrist
  • [2]: karakterbrist
Typische woordcombinaties
  • [1]: det er en brist i glasset
er is een barst in het glas
  • [1]: få brist i et ribbein
een scheur in een rib krijgen
  • [2]: en brist i karakteren
een breuk in de karakter
  • [2]: en brist i logikken
een breuk in de logica
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.