bretel
Nederlands
Woordafbreking
- bre·tel
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘draagband’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1827 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bretel | bretellen, bretels |
verkleinwoord | (bretelletje) | (bretelletjes) |
Zelfstandig naamwoord
bretel v/m
- (kleding) elk van de draaglinten die moeten belettten dat de broek of rok afzakt
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord bretel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'bretel' herkend door:
89 % | van de Nederlanders; |
88 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.