brandverzekering
Nederlands
Woordafbreking
- brand·ver·ze·ke·ring
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van brand en verzekering
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | brandverzekering | brandverzekeringen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
brandverzekering v [1]
- verzekering die door brand geleden schade vergoedt
- Maandelijks geeft Sjaak Schouteren seminars voor bedrijven. Dan vraagt hij zijn publiek wie er een brandverzekering heeft, en gaan vrijwel alle handen de lucht in. Vervolgens vraagt hij wie er een cyberschadeverzekering heeft. En dan ziet hij nauwelijks handen. „Grote branden zorgen voor 600 miljoen euro schade. Cyberincidenten kosten jaarlijks 10 miljard euro, maar daar verzekeren maar weinigen zich tegen.”[2]
Gangbaarheid
- Het woord brandverzekering staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.