brandgang
Nederlands
![](../I/m/Brandgang-PL070209.jpg)
[1] brandgang in bebouwde omgeving
![](../I/m/Reichswald.jpg)
[2] brandgang in bos
Woordafbreking
- brand·gang
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van brand en gang
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | brandgang | brandgangen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
brandgang m [1]
- gang die toegang geeft tot een object zodat de brandweer dat object bij brand kan blussen
- „Er doen zich nog steeds branden in de kledingfabrieken voor”, zegt Rob Wayss, directeur van Accord in Dhaka, „maar het maakt veel verschil of er op tijd een brandalarm in het gebouw afgaat, sprinklerinstallaties werken en de brandgangen open zijn. Ik denk ook dat onze inspecties een belangrijke factor zijn geweest.” Bedrijven die niet aan de voorschriften voldoen, moeten met een verbeterplan komen, waarna nieuwe inspecties volgen.[2]
- Die ochtend, het is 9 oktober, staan echter niet alleen de cameraploeg en Irene Moors voor de deur. Tegen de afspraken in is - verrassing - op de dag van de kennismaking óók een therapeut meegekomen. Hans Jonker, duidelijk in verwarring, krijgt voor een draaiende camera meteen zijn eerste therapie-opdracht. Er ligt een ladder in de brandgang. Hans mag hem gaan halen, en dan tegen de gevel van zijn huis omhoog proberen te klimmen.[3]
- gang die als doel heeft de uitbreiding van een brand te verhinderen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord brandgang staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'brandgang' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- NRC Floris van Straaten 28 december 2016
- NRC Lineke Nieber 23 november 2016
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.