bouwpromotor
Nederlands
Woordafbreking
- bouw·pro·mo·tor
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van bouw en promotor
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bouwpromotor | bouwpromotors |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
bouwpromotor m
- (beroep) (Belgisch Nederlands) een persoon of bedrijf dat betrokken is bij de bouw van grote projecten zoals winkelcentra, kantoorgebouwen en woonwijken
- In de reportage wordt een journalist gevolgd naar de provincie Shandong. Tienduizenden boeren worden er illegaal onteigend. Bouwpromotoren hebben andere plannen met de landbouwgrond. De boeren verdedigen hun huis met hun leven. In de door de staat erkende media hierover geen woord. [1]
- De snelste manier om hiermee af te rekenen is de oude stad te verlaten en elders opnieuw te beginnen. Projectontwikkelaars en bouwpromotoren dromen nog altijd van grote, lege ruimten, van polders waar men grote voetbalstadions kan bouwen, met een winkelcentrum eromheen om de zaak winstgevend te maken en een verkeerscirculatieplan om de bereikbaarheid te optimaliseren. De steeds groter wordende winkelcentra vormen middelgrote steden op zichzelf, maar dan volledig gepland, op efficiëntie ingericht, universeel toegankelijk, transparant en optimaal beveiligd.[2]
Gangbaarheid
- Het woord bouwpromotor staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- NRC 28 februari 2009
- NRC Peter Venmans 29 maart 2008
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.