bouwkeet
Nederlands
![](../I/m/Bauwagen_DSCF3382.jpg)
bouwkeet
Woordafbreking
- bouw·keet
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van bouw en keet
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bouwkeet | bouwketen |
verkleinwoord | bouwkeetje | bouwkeetjes |
Zelfstandig naamwoord
bouwkeet v/m
- tijdelijke en verplaatsbare huisvesting voor bouwvakkers op de bouwplaats
- In Amsterdam raakten twee brandweermannen door vuurwerk gewond aan hun gezicht terwijl ze een brandende scooter aan het blussen waren. In het Drentse Elim greep de ME in omdat een groep van zestig tot zeventig jongeren de brandweer en de politie bekogelden met vuurwerk. De brandweer was uitgerukt om een brandende bouwkeet de blussen.[1]
Vertalingen
1. tijdelijke en verplaatsbare huisvesting voor bouwvakkers op de bouwplaats
Gangbaarheid
- Het woord bouwkeet staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'bouwkeet' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
79 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- NRC Bastiaan Nagtegaal 1 januari 2017
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.