bouwkavel

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  bouwkavel    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈbɑukavəl/
Woordafbreking
  • bouw·ka·vel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bouwkavel bouwkavels
verkleinwoord bouwkaveltje bouwkaveltjes

Zelfstandig naamwoord

bouwkavel m

  1. (juridisch) stuk grond waarop een gebouw mag staan
    • Iemand kan dan in zijn eentje een huis bouwen, maar omdat het vooral hier erg duur is om één woning op één bouwkavel te bouwen, is het ook mogelijk met een groep een appartementencomplex te bouwen. [1]

Gangbaarheid

  • Het woord bouwkavel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
92 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.