bosplan

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bos·plan
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bosplan bosplannen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

bosplan o

  1. plan voor de aanleg van een bos
    • De totale begroting voor dit ambitieuze bosplan bedraagt 65.000 euro. Mede dankzij deze bomenactie hopen 'de vrienden' alvast 17.000 euro aan dit project te kunnen bijdragen. [1] 
    • Wat hij dacht? Iets korts, misschien: “Tot hier. Klaar d’rmee.” Maar het was een pittige rekening die hij te vereffenen had. Hij verdroeg het bosplan, de bezetting, drie dochters en - o wee - het gekijf in een huis vol vrouwen. Geen druppel. Geen tik. [2] 

Gangbaarheid

  • Het woord bosplan staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.