bosplan
Nederlands
Woordafbreking
- bos·plan
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van bos zn en plan zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bosplan | bosplannen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
bosplan o
- plan voor de aanleg van een bos
- De totale begroting voor dit ambitieuze bosplan bedraagt 65.000 euro. Mede dankzij deze bomenactie hopen 'de vrienden' alvast 17.000 euro aan dit project te kunnen bijdragen. [1]
- Wat hij dacht? Iets korts, misschien: “Tot hier. Klaar d’rmee.” Maar het was een pittige rekening die hij te vereffenen had. Hij verdroeg het bosplan, de bezetting, drie dochters en - o wee - het gekijf in een huis vol vrouwen. Geen druppel. Geen tik. [2]
Gangbaarheid
- Het woord bosplan staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- Tubantia 05-11-07 Handen uit de mouwen in wijk de Graven Es
- Tubantia 13-04-14 Spraakmakende familie, 15 winnaars en hun verhaal
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.