bospeen
Nederlands
Woordafbreking
- bos·peen
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van bos en peen
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bospeen | bospenen |
verkleinwoord | bospeentje | bospeentjes |
Zelfstandig naamwoord
bospeen v/m
- kleine oranje wortels met het loof er nog aan vast
- Tot slot: er zijn vruchten die zich wel thuis voelen in de koelkast, en juist die bewaren we daar vaak niet. Zoals appels? „Op de fruitschaal”, reageerden de collega’s unisono. Blozende appels op tafel (of de tafelsprei, zoals bij Toon Hermans), het zal wel traditie zijn. Maar appels blijven weken langer houdbaar in de groentela. Bij druiven, peren en - gek genoeg - rijpe avocado’s scheelt het ook dagen of weken. Bij bospeen ook, trouwens, vooral als je het loof eraf haalt. Dat stond niet zo duidelijk op die sticker van het Voedingscentrum. De wortel die níet in de koelkast moet, is de winterwortel. Had ik toch nog best goed voor mijn wapperpeentjes gezorgd.[1]
Gangbaarheid
- Het woord bospeen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'bospeen' herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
47 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- NRC Hester van Santen 30 oktober 2016
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.