boskant

Niet te verwarren met: Boskant

Nederlands

boskant
Uitspraak
Woordafbreking
  • bos·kant
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord boskant boskanten
verkleinwoord boskantje boskantjes

Zelfstandig naamwoord

boskant m [1]

  1. rand van het bos, komt veelvuldig voor in geografische namen
    • Trak-Drew zal later op de dag instemmen met een symbolisch compromis: de stammen worden van de oplegger geladen en teruggelegd aan de boskant, de actievoerders maken zich los. De trucker rijdt het bos uit, wacht enkele uren op de parking en haalt ’s avonds onder politiebegeleiding elders in het bos een nieuwe lading.[2] 
Synoniemen
95 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.

Gangbaarheid

  • Het woord 'boskant' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.