boskant
Nederlands
Woordafbreking
- bos·kant
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van bos zn en kant zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | boskant | boskanten |
verkleinwoord | boskantje | boskantjes |
Zelfstandig naamwoord
boskant m [1]
- rand van het bos, komt veelvuldig voor in geografische namen
- Trak-Drew zal later op de dag instemmen met een symbolisch compromis: de stammen worden van de oplegger geladen en teruggelegd aan de boskant, de actievoerders maken zich los. De trucker rijdt het bos uit, wacht enkele uren op de parking en haalt ’s avonds onder politiebegeleiding elders in het bos een nieuwe lading.[2]
Synoniemen
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'boskant' herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
Gangbaarheid
- Het woord 'boskant' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- de Standaard 19 AUGUSTUS 2017 ‘Als dit doorgaat, wordt het oerbos een plantage’
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.