bosduif

Nederlands

bosduif
Uitspraak
Woordafbreking
  • bos·duif
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bosduif bosduiven
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

bosduif v/m

  1. (vogels) Columba palumbus grote, grijze, in West-Europa zeer veel voorkomende vogel
    • Twee grote ravioli, gevuld met boerenkool, lagen in een fijne en tegelijk krachtige consommĂ© van bosduif, verrijkt met kleine Aziatische paddenstoelen en snippers gerookt rundvlees.[2] 
    • Kook het braadvocht los met een scheutje water, zeef en klop op met koude boter. Kruid de saus met peper en zout. Verdeel de karnemelkpuree, schorseneren en bosduif over borden. Werk af met de saus.[3] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord bosduif staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
89 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

  1. bosduif op website: Etymologiebank.nl
  2. de Standaard 20/10/2012 om 08:00 door Bruno Vanspauwen Het Smaaksalon
  3. de Standaard 22/12/2009 om 00:00 door Peter Jacobs en Filip Salmon Een suggestie voor uw feestmenu
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.