bosduif
Nederlands
Woordafbreking
- bos·duif
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van bos zn en duif zn [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bosduif | bosduiven |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
bosduif v/m
- (vogels) Columba palumbus
grote, grijze, in West-Europa zeer veel voorkomende vogel
- Twee grote ravioli, gevuld met boerenkool, lagen in een fijne en tegelijk krachtige consommé van bosduif, verrijkt met kleine Aziatische paddenstoelen en snippers gerookt rundvlees.[2]
- Kook het braadvocht los met een scheutje water, zeef en klop op met koude boter. Kruid de saus met peper en zout. Verdeel de karnemelkpuree, schorseneren en bosduif over borden. Werk af met de saus.[3]
Gangbaarheid
- Het woord bosduif staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'bosduif' herkend door:
89 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- bosduif op website: Etymologiebank.nl
- de Standaard 20/10/2012 om 08:00 door Bruno Vanspauwen Het Smaaksalon
- de Standaard 22/12/2009 om 00:00 door Peter Jacobs en Filip Salmon Een suggestie voor uw feestmenu
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.