bondig

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bon·dig
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘kernachtig’ voor het eerst aangetroffen in 1642 [1]
  • afgeleid van bond met het achtervoegsel -ig [2]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen bondigbondigerbondigst
verbogen bondigebondigerebondigste
partitief bondigsbondigers-

Bijvoeglijk naamwoord

bondig

  1. zo kort maar toch ook krachtig mogelijk
    • Je kunt veel zeggen van Fidel Castro maar bondige speeches houden is niet zijn sterkste punt. 
Verwante begrippen
Hyponiemen
  • kortbondig
Afgeleide begrippen
  • bondigheid
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord bondig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.