bommenmaker
Nederlands
Woordafbreking
- bom·men·ma·ker
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van bom zn en maker zn met het invoegsel -en-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bommenmaker | bommenmakers |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
bommenmaker m
- iemand die een explosief produceert of kan produceren
- In de Malinese stad Gao zijn vermoedelijk twee bommenmakers omgekomen, toen hun fabricaties vandaag voortijdig ontploften. Dat meldden een veiligheidsbeambte en mensen die in de stad wonen, waar Nederlandse militairen gelegerd zijn.[1]
- Nachtelijke Amerikaanse luchtaanvallen op strijders van de Al-Qaidacel Khorasan in Syrië hebben waarschijnlijk aan een belangrijke bommenmaker van de terreurgroep het leven gekost. Dat heeft een woordvoerder van het Amerikaanse ministerie van Defensie gisteren gezegd.[2]
- De politie denkt vanwege de omstandigheden dat de Tilburger een gevaarlijke bommenmaker is die bezig was met de voorbereidingen voor een misdrijf. [3]
Gangbaarheid
- Het woord bommenmaker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'bommenmaker' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Het Parool 23 MAART 2015
- Het Parool 7 NOVEMBER 2014 'Amerikanen doden Franse jihadist in Syrië'
- de Telegraaf 10 feb. 2017 ’Bommenmaker werkte voor No Surrender’
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.