bombarderen

[1] Bombarderen.

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bom·bar·de·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘met bommen beschieten’ voor het eerst aangetroffen in 1515 [1]
  • Van het Franse bombarder met het achtervoegsel -eren [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
bombarderen
bombardeerde
gebombardeerd
zwak -d volledig

Werkwoord

bombarderen

  1. overgankelijk bommen of andere projectielen afvuren op iets of iemand
    • Het derdewereldland werd gebombardeerd vanwege terroristische dreiging. 
  1. ~tot: plotseling iemand een functie geven
    • Hij bombaardeerde zijn vrouw tot voorzitter van de partij. 
Hyponiemen
  • wegbombarderen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord bombarderen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.