boemelaar

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • boe·me·laar
Woordherkomst en -opbouw
  • Naamwoord van handeling van boemelen met het achtervoegsel -aar
enkelvoud meervoud
naamwoord boemelaar boemelaars
verkleinwoord boemelaartje boemelaartjes

Zelfstandig naamwoord

boemelaar m

  1. iemand die vaak boemelt (uitgaat)
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord boemelaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
80 %van de Nederlanders;
91 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.