boemelaar
Nederlands
Woordafbreking
- boe·me·laar
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | boemelaar | boemelaars |
verkleinwoord | boemelaartje | boemelaartjes |
Zelfstandig naamwoord
boemelaar m
- iemand die vaak boemelt (uitgaat)
Gangbaarheid
- Het woord boemelaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'boemelaar' herkend door:
80 % | van de Nederlanders; |
91 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.