bloemlezing
Nederlands
Woordafbreking
- bloem·le·zing
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘verzameling letterkundige stukken’ voor het eerst aangetroffen in 1819 [1]
- samenstelling van bloem en lezing
- Naamwoord van handeling van bloemlezen met het achtervoegsel -ing [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bloemlezing | bloemlezingen |
verkleinwoord | bloemlezinkje | bloemlezinkjes |
Zelfstandig naamwoord
bloemlezing v
- een boek samengesteld uit een keuze van werken van een of meer schrijvers, compilatiewerk, anthologie
- - Joost Zwagerman heeft enkele bloemlezingen uit de Nederlandse en Vlaamse literatuur samengesteld.
- - Ik proef iets wat bedorven is. Zo heet de verzameling hekeldichten waarin Nederlandse dichters hun boosheid uiten over een reeks onderwerpen. De bloemlezing is een initiatief van de voormalige Rotterdamse stadsdichter Daniël Dee, zijn gewezen Vlaardingse evenknie Benne van der Velde en Alexis de Roode van het Utrechts stadsdichtersgilde. Zij dragen er uit voor tijdens de Rotterdamse presentatie van de doos van Passage, een collectie van tien nieuwe dichtbundels. [3]
Synoniemen
- florilegium, analecta, anthologie
Verwante begrippen
- chrestomathie
Hyponiemen
- poëziebloemlezing
Gangbaarheid
- Het woord bloemlezing staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'bloemlezing' herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.