blasfemisch

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • blas·fe·misch
Woordherkomst en -opbouw
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen blasfemischblasfemischer
verbogen blasfemischeblasfemischere
partitief blasfemischblasfemischers-

Bijvoeglijk naamwoord

blasfemisch [1]

  1. (religie) beledigend naar god of godsdienst
    • Ted Neeley auditeerde eigenlijk voor de Judas-rol. Als jongeman uit het diepgelovige Texas leek hem de titelrol in Jesus Christ Superstar nogal riskant. Blasfemisch, misschien zelfs. En omdat menigeen nu eenmaal zijn eigen Jezus-beeld koestert, zou de kritiek niet van de lucht zijn. Judas leek hem minder omstreden: „Want over hem heeft geen mens een scherpomlijnd idee, terwijl hij in de musical ook nog eens de beste nummers heeft.” Maar het ging anders. Neeley’s auditie verliep weliswaar goed, maar na afloop zei de regisseur tegen hem: „Ik wil je graag morgen terugzien. En dan wil ik dat je the other guy doet.”[2] 
Synoniemen
Antoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord blasfemisch staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
74 %van de Nederlanders;
72 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Henk van Gelder 12 december 2016
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.