blague

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  blague    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈblaɡə/
Woordafbreking
  • bla·gue
Woordherkomst en -opbouw
  • van Frans blague; dit is zo een terugontlening van  balg zn  met een veranderde betekenis [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord blague -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

blague m/v

  1. verzonnen verhaal dat zo wordt verteld dat er naderhand kan worden gelachen om mensen die het toch geloven
    • Van een ‘hoax’ wil Van Tienen niet spreken. Dat "riekt naar oplichting": "maar ik kan mij de teleurstelling van Vic van de Reijt voorstellen dat hij (en nog een paar anderen) in deze blague met literaire connotatie in eerste instantie getrapt is." [2]
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord blague staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
24 %van de Nederlanders;
57 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

Frans

Uitspraak
  • Geluid:  blague    (hulp, bestand)
  • IPA: /blaɡ/
Woordherkomst en -opbouw
  • [1] van Nederlands  balg zn [1]
  • [3] uit de betekenis "buidel voor tabak", met de bijgedachte aan iets wat vol kan lijken als het feitelijk alleen lucht bevat
enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  blague     la blague     blagues     les blagues  

Zelfstandig naamwoord

blague v

  1. buidel waarin een pijproker zijn tabak meeneemt
  2. (figuurlijk) keelzak van een pelikaan
  3. (figuurlijk) verzonnen verhaal dat zo wordt verteld dat er naderhand kan worden gelachen om mensen die het toch geloven, grap, mop
Overerving en ontlening

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.