blaasbalg
Nederlands
Woordafbreking
- blaas·balg
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘aanjager van vuur’ voor het eerst aangetroffen in 1286 [1]
- samenstelling van blaas ww en balg [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | blaasbalg | blaasbalgen |
verkleinwoord | blaasbalgje | blaasbalgjes |
Zelfstandig naamwoord
blaasbalg m
- een luchtzak die samengedrukt kan worden om een sterke luchtstroom te veroorzaken
Hyponiemen
- orgelblaasbalg, smidsblaasbalg, voetblaasbalg, zwavelblaasbalg
Afgeleide begrippen
- blaasbalgberoker, blaasbalghals, blaasbalgklep, blaasbalgleer, blaasbalgmaker, blaasbalgpijp, blaasbalgtrekker
Vertalingen
1. een luchtzak die samengedrukt kan worden om een sterke luchtstroom te veroorzaken
Gangbaarheid
- Het woord blaasbalg staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'blaasbalg' herkend door:
92 % | van de Nederlanders; |
86 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.