bijwonen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  bijwonen    (hulp, bestand)
  • IPA:
    • (Noord-Nederland): /ˈbɛɪ̯.ʋo.nə(n)/
    • (Vlaanderen, Brabant): /ˈbɛː.β̞o.nə(n)/
    • (Limburg): /ˈbɛɪ̯.wo.nə(n)/
Woordafbreking
  • bij·wo·nen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
bijwonen
woonde bij
bijgewoond
zwak -d volledig

Werkwoord

bijwonen

  1. overgankelijk opzettelijk aanwezig zijn bij iets
    • Hij woonde de presentatie van de professor bij. 
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord bijwonen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.