bijvoeglijk
Nederlands
Woordafbreking
- bij·voeg·lijk
Woordherkomst en -opbouw
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | bijvoeglijk | bijvoeglijker | bijvoeglijkst |
verbogen | bijvoeglijke | bijvoeglijkere | bijvoeglijkste |
partitief | bijvoeglijks | bijvoeglijkers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
bijvoeglijk [1]
- (taalkunde) nader bepalend
- Een bijvoeglijk naamwoord zegt wat over een zelfstandig naamwoord of een voornaamwoord.
Afgeleide begrippen
- bijvoeglijkheid
Gangbaarheid
- Het woord bijvoeglijk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'bijvoeglijk' herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.