bibberen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bib·be·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
bibberen
bibberde
gebibberd
zwak -d volledig

Werkwoord

bibberen

  1. inergatief hevig trillen van kou of angst
    • Zij bibberde van de kou ondanks de extra deken. 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord bibberen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.