bezwijken

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·zwij·ken
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘sterven’ voor het eerst aangetroffen in 1682 [1]
  • afgeleid van zwijken met het voorvoegsel be- [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
bezwijken
bezweek
bezweken
klasse 1 volledig

Werkwoord

bezwijken

  1. ergatief zwichten
  2. het opgeven
  3. bezwijken aan: sterven
    • De man bezweek aan de gevolgen van het ongeval. 
  1. bezwijken onder: kapot gaan door niet serk genoeg te zijn
    • De vrachtwagen bezweek onder de te zware vracht. 
  1. bezwijken voor: geen weerstand kunnen bieden aan verleidingen
    • De jongen bezweek aan de verleidingen van de grote stad. 
  1. bezwijken van: ten ondergaan gaan aan een oorzaak
    • De marathonloper bezweek van de dorst. 
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord bezwijken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.