bezorger

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·zor·ger
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van de werkwoordstam van bezorgen met het achtervoegsel -er
enkelvoud meervoud
naamwoord bezorger bezorgers
verkleinwoord bezorgertje bezorgertjes

Zelfstandig naamwoord

bezorger m [1]

  1. (beroep) een persoon die iets bezorgt
    • De bezorger kwam het pakketje brengen. 
Hyponiemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord bezorger staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.