bezoekuur
Nederlands
Woordafbreking
- be·zoek·uur
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van bezoek ww en uur
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bezoekuur | bezoekuren |
verkleinwoord | bezoekuurtje | bezoekuurtjes |
Zelfstandig naamwoord
bezoekuur o
- Vooraf bepaalde periode waarin bezoek mogelijk is in een instelling.
Gangbaarheid
- Het woord bezoekuur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'bezoekuur' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.