bezeren

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·ze·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘zeer doen’ voor het eerst aangetroffen in 1480 [1]
  • Afgeleid van zeer met het voorvoegsel be-.
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
bezeren
bezeerde
bezeerd
zwak -d volledig

Werkwoord

bezeren

  1. wederkerend zich ~: zich pijn doen
    • Bij die val heb ik mij behoorlijk bezeerd. 
  1. overgankelijk letsel toebrengen aan een lichaamsdeel
    • Bij die val heb ik mijn been behoorlijk bezeerd. 
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord bezeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.