bevredigen
Nederlands
Woordafbreking
- be·vre·di·gen
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘voldoen aan een behoefte’ voor het eerst aangetroffen in 1784 [1]
- Afgeleid van vrede met het voorvoegsel be- met het achtervoegsel -ig of afgeleid van vredig met het voorvoegsel be-
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
bevredigen |
bevredigde |
bevredigd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
bevredigen
- overgankelijk beantwoorden aan een sterk verlangen
- Dat antwoord bevredigde hem allerminst.
- Zijn nieuwsgierigheid was volkomen bevredigd.
- Hij kon haar niet bevredigen.
- wederkerend het seksuele verlangen door masturbatie stillen
- Hij had zich bevredigd.
Vertalingen
1. beantwoorden aan een sterk verlangen
Gangbaarheid
- Het woord bevredigen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'bevredigen' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.