beschadigen
Nederlands
Woordafbreking
- be·scha·di·gen
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘schade toebrengen’ voor het eerst aangetroffen in 1445 [1]
- Afgeleid van schade met het voorvoegsel be- en met het achtervoegsel -ig.
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
beschadigen |
beschadigde |
beschadigd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
beschadigen
- overgankelijk het toebrengen van schade
- Door de aardbeving is Christchurch zwaar beschadigd.
Vertalingen
- het kapot maken van iemands reputatie
- Door zijn leugens werd zijn reputatie als eerlijk persoon beschadigd.
1. het toebrengen van schade
Gangbaarheid
- Het woord beschadigen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'beschadigen' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.