beroepsmatig

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·roeps·ma·tig
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van het zelfstandig naamwoord beroep met het invoegsel -s- en met het achtervoegsel -matig
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen beroepsmatigberoepsmatigerberoepsmatigst
verbogen beroepsmatigeberoepsmatigereberoepsmatigste
partitief beroepsmatigsberoepsmatigers-

Bijvoeglijk naamwoord

beroepsmatig

  1. (economie), (juridisch) ter uitvoering van iemands werk, in het kader van iemands ambt
Synoniemen
Antoniemen
  • privé-matig,[1] privématig
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord beroepsmatig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.