bereik
Nederlands
Woordafbreking
- be·reik
Zelfstandig naamwoord
bereik o
- de afstand die afgelegd kan worden, de invloed die uitgeoefend kan worden
- Wat is het bereik van je nieuwe auto?
- Het bereik van deze krant is heel groot
Verwante begrippen
Hyponiemen
- frequentiebereik, golfbereik, handbereik, meetbereik, stembereik, vaarbereik, variabelenbereik, vliegbereik, zendbereik
Uitdrukkingen en gezegden
- geen bereik hebben
buiten het bereik van een (gsm-)zender zijn
Vertalingen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
bereiken |
bereik
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bereiken
- Ik bereik.
- gebiedende wijs van bereiken
- Bereik!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bereiken
- Bereik je?
Gangbaarheid
- Het woord bereik staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'bereik' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.