bereik

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·reik
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bereik -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

bereik o

  1. de afstand die afgelegd kan worden, de invloed die uitgeoefend kan worden
    • Wat is het bereik van je nieuwe auto? 
    • Het bereik van deze krant is heel groot 
Synoniemen
Verwante begrippen
Hyponiemen
  • frequentiebereik, golfbereik, handbereik, meetbereik, stembereik, vaarbereik, variabelenbereik, vliegbereik, zendbereik
Uitdrukkingen en gezegden
  • geen bereik hebben
buiten het bereik van een (gsm-)zender zijn
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
bereiken

bereik

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bereiken
    • Ik bereik. 
  2. gebiedende wijs van bereiken
    • Bereik! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bereiken
    • Bereik je? 

Gangbaarheid

  • Het woord bereik staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.