beletsel

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·let·sel
Woordherkomst en -opbouw
  • Naamwoord van handeling van belet- met het achtervoegsel -sel.
enkelvoud meervoud
naamwoord beletsel beletsels
beletselen
verkleinwoord beletseltje beletseltjes

Zelfstandig naamwoord

beletsel o

  1. iets wat een bepaalde handeling of gebeurtenis verhindert
    • Daarmee is het laatste beletsel uit de weg geruimd. 
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord beletsel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
95 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.