belastingtarief

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·las·ting·ta·rief
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord belastingtarief belastingtarieven
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

belastingtarief o

  1. de hoogte van het bedrag dat men aan de fiscus moet betalen onder bepaalde omstandigheden
    • Op de snelweg maak je desondanks weinig indruk. Dat komt vooral door de compacte buitenmaten. Omdat de auto vanwege zijn afmetingen in een gunstig belastingtarief valt in thuisland Korea, is er met de jongste generatie geen centimeter bij gekomen. [1] 
    • Vanaf 2020 moeten bedrijven een heffing gaan betalen op rente, royalty's en dividenden die naar het buitenland vloeien. Nu is dat nog onbelast. Snel ziet dat als ,,de scherpe kanten afhalen" van de belastingvoordelen voor bedrijven. ,,Ik ben iemand die veel meer gelooft in een lager belastingtarief en minder constructies daaromheen", zegt Snel. Daarom verdedigt hij ook de omstreden afschaffing van de dividendbelasting. [2] 
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord belastingtarief staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. Tubantia Erik Kouwenhoven 11-05-18 Test Kia Picanto: klein maar niet karig
  2. Tubantia 12-05-18 Fiscus pakt wegsluizende bedrijven aan
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.