belagen
Nederlands
Woordafbreking
- be·la·gen
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘bedreigen’ voor het eerst aangetroffen in 1285 [1]
- Afgeleid van het verouderde laag (hinderlaag) met het voorvoegsel be- met het achtervoegsel -en
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
belagen |
belaagde |
belaagd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
belagen
- overgankelijk agressief zijn jegens iemand
- Hij werd aan alle kanten door zijn vijanden belaagd.
- opdringerig iets vragen
- De minister werd door de journalist met een microfoon veel te opdringerig belaagd en achtervolgd.
- Seconden later werd ik verbaal belaagd door de kleine, witharige Anko: 'Hallo, Frans! Lekker weertje niet!'[2]
Vertalingen
1. agressief zijn jegens iemand
Gangbaarheid
- Het woord belagen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'belagen' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "belagen" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- Valens, Anton Het compostcirculatieplan 2016 ISBN 978-90-254-4685-7 pagina 15
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.